USA 2014 - 11 Augustus: Yosemite National Park naar Death Valley (deel 2)

11 augustus 2014 - El Portal, Verenigde Staten

11 augustus

Vanochtend hebben we ontbeten met toast (eindelijk een toaster die toast aan beide kanten! De meesten Amerikanen lijken dit concept niet echt door te hebben...) en sinaasappelsap, en daarna hebben we in winkel sandwiches gekocht om 's middags op te eten. Na het uitchecken vertrokken naar onze volgende bestemming: Death Valley. 
Na een mijl rijden kwamen we al aan het terrein waar 2 weken geleden bosbranden hadden gewoed. Het terrein zag er inderdaad verbrand uit, maar vreemd genoeg stond er al weer veel groen kruid. We hadden weer een prachtig zicht op de bergen, die volstonden met dennebomen. We kwamen ook 2 keer wegenwerken tegen, waar we telkens een kwartier tot een halfuur moesten wachten voordat we doorkonden.
Na een tijdje door beboste bergen te rijden, kwamen we aan een meadow, een weide. Dit was een gigantische vlakte, dichtbegroeid met gras en kruid. Het was echt net uit de Sound of Music, maar dan nog mooier. 
Daarna kwamen we aan de Tioga Pass. Deze pas is met 9945ft (aan het begin) de hoogste pas in de USA. We reden op een soort richel in de bergwand, vlak naast een kloof. Daarna begon het ook te regenen.
Opeens begonnen de bergen verder uit elkaar te staan en werd het terrein veel opener. Het leek wel het landschap uit een cowboyfilm, met zijn lage struiken, kleine dennebomen en absolute verlatenheid. Er lag zelfs sneeuw op de toppen van de bergen! In het midden was een groot meer, met heel blauw water. Ondertussen  was het gestopt met regenen, en de zonneschijn zorgde voor een prachtig tafereel.
Terwijl we verder reden, zagen we ook een hert dat aangereden was. 25 meter verder stond de auto van de dader. De voorbumper waren we al 10m eerder tegengekomen, en heel de voorkant van de auto was eraan. Waarschijnlijk had het hert onverwachts overgestoken, en konden ze hem niet meer ontwijken. Zo'n zonde van zo'n mooi dier. 
Een paar mijl verder arriveerden we aan Monolake. Het was ondertussen al kwart voor twaalf. Het meer is bekend om zijn tufaformaties. Deze zijn het resultaat van het water van de zoetwaterbronnen onder de bodem van het meer, dat mengt met het zoute water van het meer zelf. Het was echt prachtig. Het leken net de ruïnes van een eeuwenoud kasteel, maar dan nog mooier. Toen we klaar waren met ons bezoek en we terug naar de parking gingen, begon het te spetteren. Mama en Niels renden naar de auto, maar papa was wat achter en ik was bij hem, dus wij renden naar de dichtsbijzijnde informatiepagode om daar te schuilen. Daar leerden we dat hier behalve veel vogels, zoals de zeearend waarvan papa mooie foto's heeft, ook slangen zaten. Gulp. Fijn dat ik dat niet wist voordat ik aan de wandeling begon, of ik had me heel wat minder veilig gevoeld... 
Na 2min waren de regenwolken al weer verdergewaaid, en besloten we dat we hier zouden blijven om onze sandwiches op te eten. Toen we aan de picknicktafel zaten, hadden we echt een fenomenaal zicht. Het meer lag vlak naast ons, en we zagen letterlijk de regenwolk opschuiven over het meer en de regen eruit vallen. We zagen zelfs de rimpelingen op het meeroppervlak waar de regen en het zoute water elkaar tegenkwamen!
Daarna reden we weer verder, en veranderde het landschap weer. De velden werden steeds groener, er waren nu loofbomen i.p.v. dennebomen en we zagen bebouwing. Het was echt zo'n Amerikaans dorpje, met lage huizen uit hout en een vliegveld met een tunnelvormige hangar bekleed met golfplaten. Ervoor stonden allemaal jeeps, type leger. 
Het landschap veranderde weer, en nu reden we door een vallei omringd door donkerbruine bergen. Er stonden toefjes bruin gras, van dat stug woestijngras dat naar alle kanten opsteekt. Het enige was verder nog zichtbaar was, waren de telefoonlijnen en de weg waarop we reden. Occasioneel stond er een bordje dat we moesten oppassen voor oftewel koeien, oftwel camions. Deze konden blijkbaar onverwachts tevoorschijn springen en de weg oversteken...
De hemel was bewolkt, en de grasvlakten werden soms afgewisseld door gewone zandvlakten. We passeerden ook nog een klein, armoedig dorpje, Keeler genaamd. Er stonden een paar bouwvallige huisjes en veel woonwagens, omringd door struiken. De zon scheen door een kier in de wolken en verlichtte zo maar bepaalde delen van de berg, wat voor een apart maar mooi effect zorgde. 
Nog verder zagen we op de rotsige bodem opeens twee graven. Er stond een auto met twee mensen en hun hond, die waarschijnlijk de graven kwamen bezoeken. We werden nog eens met onze neus op de feiten gedrukt: de woestijn is dodelijk als je niet oppast, of als je gewoon pech hebt. Plotseling zagen we aan de andere kant van de baan de zogenaamde 'Sanddevils', de zandtornado's. Deze toerden gewoon rond op het zand, zonder ergens schade aan te richten en zonder iets anders op te pakken buiten zand.
We reden verder en stuitten op een groene vlakte, die daar lag zonder een aanduidbare reden. De omliggende gebieden waren nog altijd superdroog, en er stonden geen spuitkraantjes om het gras nat te houden. Misschien dat daar een ondergrondse bron of bassin was? We weten het niet...
Als we eindelijk bij Death Valley aankomen, is het gebied nogmaals veranderd. De bergen hebben superveel kleuren, alle tinten bruin, geel, oranje, rood en zwart. Achter ons is de lucht heel dreigend zwart, maar voor is de hemel azuurblauw met kleine wolkjes. De vallei heet ons welkom! 
Hier zien we ook voor het eerst joshuatrees. We dachten eerst dat het cactussen waren, omdat ze daar wel wat op lijken; ze hebben korte stammen, die een beetje op palmbomen lijken, met op de top naalden of bladeren die naar alle kanten steken. 
We zien bijna geen andere auto's, behalve twee verre achterliggers en de occassionele tegenligger. Het is nu 85° F en hoe dieper we in de vallei komen, hoe minder bereik we hebben, tot zelfs dit helemaal wegvalt. Als we nu in de problemen komen, hebben we echt een groot probleem. 
Er zijn nog altijd graspoefjes, maar nu zijn ze zwart geworden. Vreemd genoeg daalt de temperatuur: na een tijdje is het 82° F.We zien een bord met daarop Welcome to Death Valley. Daar stappen we uit. Er is echt heel veel wind, en het is niet zo warm als verwacht. Ik zie een eindje van de weg een bordje staan, en loop er naartoe. Er staat op 'Wilderness', en dat er geen gemotoriseerde voertuigen mogen komen. Als we weer vertrekken komen we de eerste vangrail van deze reis tegen. We hebben bergen doorkruist zonder, maar nu in een niet eens zo scherpe bocht staat er één. We zien ook onze eerste 'woestijndieren': raven. Tellen deze als woestijndieren? Hier in Amerika zijn ze in ieder geval echt gigantisch! Een tekort aan voedsel en drinken kunnen ze dus wel niet hebben.
Na een tijdje rijden we over rode heuvels met zwarte stenen. We passeren nog een uitkijkpunt, waar we uitstappen. De wind daar is echt superplaatselijk. Als je twee stappen zet, kan het zijn dat hij al helemaal is weggevallen. We hebben daar een prachtig uitzicht op een kloof een soort van mijn of zoutmeer.  Het uitzicht is nog weidser dan op Sentinel Dome!
Wat wel opvalt is dat dit duidelijk een rotswoestijn is, in plaats van een zandwoestijn. Elke heuvel heeft ook een andere kleur en we zien het eerst een sein van leven van de omgeving: een plasje water naast de baan. Er is ook een zot die (alleen!) aan het fietsen is naast de baan. Het is nu 91° F!
Toen we eindelijk aankwamen in het echte nationale park, waren er wel echte duinen. Het was intussen zelfs al 101° F! Ons logeerverblijf was een echte ranch. We hadden een superwarm zwembad, er was een museum voor koetsen en er waren palmbomen en een stenige bodem. Er was ook heel veel groen gras, dus het was echt een oase in de woestijn.
Eline