USA 2017 - 9 juli: Estes Park - Scottsbluff

10 juli 2017 - Scottsbluff, Nebraska, Verenigde Staten

Na alweer een heel Amerikaans ontbijt maken we onze valiezen en vertrekken we naar onze volgende bestemming. We maken nog even een tussenstop in de Safeway, de Carrefour van Amerika, voor wat stokbrood (ze hebben hier gewoonweg geen normaal brood, alleen maar zacht “toast bread” dat je onmogelijk gewoon kan opeten). We weten nog altijd niet goed welke munten nu hoeveel waard zijn, maar de vriendelijke kassierster legt het ons snel uit. En dan vertrekken we echt.

We rijden langs de Big Thompson River, een ondiepe maar woest kolkende rivier die tussen hoge rotswanden door stroomt. Er staan huisjes aan de oever, maar het idyllische beeld wordt een beetje verstoort door de landslides die zich naast de huisjes hebben voorgedaan. Toch niet zo’n veilige omgeving dus! Het valt op dat het zondag is: iedereen is aan het vissen, ondanks de sterke stroming. Opeens komen we tussen de rotsen uit en rijden we in open veld. Overal staat er geel gras met dorre struikjes en loofbomen, een schril contrast met de grijze rotsen met dennenbomen van daarnet.

We komen een aantal kerken tegen en elke keer valt de omvang op. Het zijn moderne gebouwen met enorme parkings, het lijken wel fabrieken. Omdat het zondag is, staan de parkings ook allemaal vol, iets wat je je bij ons amper kunt voorstellen.

We rijden verder door groene velden en langs de weg zien we allemaal huizen en bedrijven voor van alles en nog wat, van antiek tot beddenwinkels. Links kunnen we nog de Rocky Mountains bespeuren, maar rechts is de horizon vlak. We passeren nu enorme landbouwbedrijven die druk bezig zijn met hun groene velden te besproeien. Hiervoor gebruiken ze grote rondrijdende sproei-installaties die tot wel 500m lang kunnen zijn (we hebben het uitgerekend). Dat sproeien is ook nodig: het omliggende gras is geel en dor.

We zijn nu in de Great Plains. Ik stelde me bij de naam ‘The Great Plains’ altijd een enorme vlakte voor met geel gras waarbij je mijlen ver kon kijken, maar dat blijkt helemaal niet zo te zijn. Overal is er groen gras, waaruit soms rotsformaties opduiken, en waar af en toe groepjes loofbomen staan. Omdat er overal kleine heuvels zijn, kan je ook helemaal niet zo ver kijken. Het (eerlijk gezegd redelijk saaie) landschap wordt opgevrolijkt door dieren: opeens duiken er uit het niets een stuk of zes dromedarissen op. Als Niels en ik dat verrast aan mama en papa zeggen, willen ze ons eerst zelfs niet geloven! Even later zien we ook een kudde bizons. Hoewel vijftig bizons misschien indrukwekkend kan klinken, is het eigenlijk echt zielig als je bedenkt dat het er vroeger miljoenen waren, maar dat die op twintig jaar tijd bijna allemaal zijn afgeslacht. Voor de rest zien we eigenlijk niet zo veel van de Plains omdat er zowat altijd huizen langs de weg staan.

Ook nu verandert het landschap steeds. Overal zien we gras, waar af en toe witte rotsen doorschemeren die bedekt zijn met dennenbomen. We rijden nu een soort van dal binnen en hoe dieper we komen, hoe hoger de rotsen worden en hoe minder dichtbegroeid deze zijn. Net zoals in de Rocky Mountains kan je ook hier goed de verschillende lagen in de steen onderscheiden.

Na een dikke vier uur rijden komen we eindelijk aan in ons hotel in Scottsbluff. Het was een schamele 18°C in Estes Park toen we vertrokken, maar hier is het 37°C. De warmte valt als een deken op ons als we uitstappen. We checken in en krijgen te horen dat we een bagagekar kunnen gebruiken om onze bagage naar boven te brengen. Het is echt zo’n ding dat je in elke Amerikaanse film ziet en het voelt dan ook grappig om het zelf te gebruiken. Papa is een beetje misnoegd dat we het zelf moeten doen, op zijn zakenreizen wordt dat altijd voor hem gedaan. Goh ja, een beetje ‘sport’ om al dat vettig eten eraf te werken kan nooit kwaad!

Scottbluff was vroeger een heel belangrijk stadje voor de pioniers: iedereen moest hier passeren als ze naar het westen trokken. Je moest hier geraken voor 4 juli, anders was je niet voor de winter in het westen, en dat kon wel eens je dood worden. De pioniers volgden de Rio Platte om de weg te weten en om altijd vers water te hebben, en om zich te oriënteren gebruikten ze een rotsformatie bij Scottsbluff. Om dat alles te herdenken, is die rotsformatie uitgeroepen tot monument, en dus wilden we die bezoeken. Op weg daarnaartoe moeten we over een heel aantal sporen rijden, en vlak achter één daarvan, zien we een auto die helemaal verhakkeld is, met daarop een bord “More than one track, more than one train”. De boodschap is duidelijk.

Je kan het ‘monument’ ook bezoeken en mama en papa willen graag met een shuttle naar boven rijden en dan zelf weer naar beneden wandelen. Niels ziet dit niet bepaald zitten, en dus staan we voor een dilemma: gaan we wandelen of rijden we zelf in de auto naar boven en beneden? We zijn het bijna eens (drie stemmen tegen een) om de shuttle te nemen, wanneer we aankomen in het visitor center. Daar krijgen we echter te horen dat het pad om weer naar beneden te wandelen al twee jaar niet meer begaanbaar is door een landslide. Hup, dilemma opgelost! In het visitor center bezoeken we dan maar het kleine museum dat meer uitleg geeft over de pioniers en de rol van Scottsbluff. We bekijken er een korte film waar we een heleboel interessante dingen uit leren, zoals de oorsprong van de naam van het stadje: een aantal pioniers hadden hier een zieke vriend moeten achterlaten omdat hij te zwak was om verder te reizen. Toen ze een jaar later terugkwamen en zijn beenderen vonden, noemden ze de plaats naar hem en die naam is nooit meer veranderd. Juist als papa en ik weer naar buiten willen gaan, zie ik in de toonbank van het centrum een opgezette slang liggen. Ik vraag aan de ranger achter de toonbank of er hier ook slangen zitten en verwacht me aan een korte uitleg. Ik was niet voorbereid op de stortvloed van informatie die volgde… Het blijkt dat hier in de buurt twee soorten slangen zitten: de bull snake en de ratelslang. Alleen de ratelslang is giftig en die kunnen we herkennen aan zijn hartvormige kop. In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten, zijn de babyratelslangetjes gevaarlijker dan de volwassen exemplaren! Jonge slangen kunnen hun gif namelijk nog niet doseren en spuiten alles in een keer in hun prooi, terwijl oudere slangen kijken hoe groot hun prooi is en soms zelfs beslissen om niet aan te vallen. De ranger vertelt ook dat slangen in theorie de helft zo ver kunnen springen als ze groot zijn. Dat zou dus willen zeggen dat je minstens een halve meter uit de buurt moet blijven van slangen die een meter lang zijn. In theorie klinkt dat wel goed, maar ze zegt er meteen bij dat je best zo ver mogelijk uit de buurt blijft, ‘want je weet nooit of het een atletisch exemplaar is’. Verder waarschuwt ze ons ook nog dat het zelfs voor slangen nu te warm is en dat ze verkoeling zoeken onder rotsen etc. om in de schaduw te blijven, dus we blijven best op het pad.

Na de hele uitleg vertrekken we naar boven. Op de top van de rotsen kan je twee wandelingen maken, maar daar kunnen we nog niet direct aan beginnen, aangezien we door het extreem warme weer eerst een hele tube zonnecrème op ons moeten smeren. Daarna vertrekken we voor de eerste wandeling, die 0.8km lang is. Dat lijkt misschien niet zo lang, maar in deze hitte moest hij ook echt niet langer duren! We zien een aantal prachtige vlinders en hebben een mooi uitzicht op het omringende landschap. Aan de rechterkant wordt dat redelijk hard verpest door de vele huizen en wegen, maar aan de linkerkant heb je zicht op mooie rotsformaties en groene planten. Het is er zo stil dat je de trein kan horen die mijlen verder passeert. Het is trouwens een echt Amerikaanse trein: mama heeft wel 150 wagons geteld! Go big or go home? De volgende wandeling is maar 0.2km lang en van daar hebben we een goed zicht op de landslide die ervoor gezorgd heeft dat we niet naar beneden konden wandelen. Een ranger geeft ons er iets meer uitleg over: de rotsen die naar beneden zijn gevallen, ondersteunden 70% van een deel van het pad. Omdat je daar dus niet meer veilig over kon lopen, moest heel het pad verwijd worden, maar je kan natuurlijk niet zomaar in een nationaal monument beginnen kappen. Door al dat papierwerk duurt het nu al twee jaar dat het pad gesloten is. Na deze wandelingen gaan we terug naar het visitor center beneden, waar drie huifkarren tentoongesteld staan en we weer een uitleg krijgen van een ranger. Hij vertelt ons wat de pioniers allemaal meenamen op hun reis. Één huifkar was groot genoeg voor een familie met vijf gezinsleden, maar als je met meer was, dan had je nog een huifkar nodig. De huifkarren werden ook alleen maar gebruikt om de bagage te vervoeren, de mensen zelf moesten stappen, zelfs de kindjes. Dat was aan de ene kant misschien maar goed ook, want de huifkarren hadden geen vering en het je voelde dus elk bumpje in de weg. Aan de andere kant trokken ze wel elke dag tien tot vijftien mijl verder, en als je dat als vijfjarig kindje moet doen… Chapeau! De trek zelf duurde meestal vier tot zes maanden en de meeste pioniers vertrokken ergens tussen begin april en midden mei.

Na al deze informatie besluiten we om Chimney Rock nog te gaan bezoeken. Op de weg naar daar zien we een zandstorm en tumble weed, een flashback naar onze vorig reis naar de USA. Omdat Chimney Rock om vijf uur sluit en we dan juist toekomen, gaan we niet tot vlakbij de rots. Het is ook niet dat we nog extra uitleg nodig hebben over de pioniers, die hebben we al ruimschoots gehad bij Scotts Bluff national monument!

Als we eenmaal terug in ons hotel zijn, duiken we even de hot tub en het zwembad in om ons te ontspannen, waarna we naar het Mexicaans restaurant naast de deur gaan. Het restaurant is supervrolijk, alles heeft er een ander kleurtje maar toch gaat alles wonderwel samen. Het eten zelf is authentiek Mexicaans en heel lekker. Wel wat beter dan de namaak-Chipotles die we hier al gezien hebben. Eenmaal terug in ons hotel, duiken we voldaan ons bedje in. Na eerst deze blog te hebben geschreven natuurlijk! 

1 Reactie

  1. Niek:
    10 juli 2017
    Amai, wat een leerrijke blog! Ik kan me 'the wild west' al helemaal voorstellen!
    groetjes,
    tante Niek